3. Les États membres peuvent décider que les dépôts visés à l’article 7, paragraphe 3, sont soumis à un délai de remboursement plus long, qui ne dépasse toutefois pas trois mois à compter de la date à laquelle une autorité administrative concernée fait le constat visé à l’article 2, paragraphe 1, point 8) a), ou à laquelle une autorité judiciaire rend la décision visée à l’article 2, paragraphe 1, point 8) b).
3. De lidstaten mogen besluiten dat voor de in artikel 7, lid 3, bedoelde deposito’s een langere terugbetalingstermijn geldt, die niet meer dan drie maanden bedraagt, te rekenen vanaf de datum van een vaststelling door een relevante administratieve autoriteit als bedoeld in artikel 2, lid 1, punt 8), onder a), of van een uitspraak van een rechterlijke instantie als bedoeld in artikel 2, lid 1, punt 8), onder b).