« L'article 3, 3°, deuxième tiret, de la loi du 26 mai 2002 concernant le droit à l'intégration sociale viole-t-il les articles 10 et 11 de la Constitution, dans l'i
nterprétation selon laquelle rien ne s'oppose à l'obtention du droit à un revenu d'intégration pour le partenaire qui n'est pas un ressortissant de l'Union européenne et n'est inscrit que dans le registre des étrangers et qui accompagne ou rejoint un ressortissant de l'Union européenne, alors qu'il y a un obstacle à l'obtention de ce droit à un revenu d'intégration pour le partenaire qui n'est pas un ressortissant de l'Union européenne et n'est inscrit que dans le registre de
...[+++]s étrangers et qui rejoint une personne de nationalité belge ?« Schendt artikel 3, 3°, tweede streepje van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in de interpretatie dat er
voor de partner die geen EU-onderdaan is en enkel ingeschreven is in het vreemdelingenregister en die een EU-onderdaan begeleidt of komt vervoegen geen beletsel is voor het verkrijgen van het recht op een leefloon, terwijl er
voor de partner die geen EU-onderdaan is en enkel ingeschreven is in het vreemdelingenregister en die een persoon met de Belgis
...[+++]che nationaliteit komt vervoegen, er wel een beletsel is voor het verkrijgen van dat recht op een leefloon ?