« Lorsque le handicapé marié ou établi en ménage peut prétendre à l'allocation visée à l'article 6, § 4, alinéa 1, 3° et 4°, de la loi, et pour le calcul de cette allocation, l'abattement de 60 000 BEF sur les revenus du conjoint ou de la personne avec laquelle le handicapé est établi en ménage est porté à 700 000 BEF.
« Wanneer de gehuwde gehandicapte of de gehandicapte die een huishouden vormt aanspraak kan maken op de tegemoetkoming bedoeld bij artikel 6, § 4, eerste lid, 3° en 4°, van de wet, en voor de berekening van deze tegemoetkoming, wordt het abattement van 60 000 BEF op de inkomsten van de echtgenoot of van de persoon met wie de gehandicapte een huishouden vormt verhoogd tot 700 000 BEF.