Le droit d'habitation profitant non seulement au titulaire de ce droit mais également à sa famille, sans faire de distinction selo
n que cette famille existait déjà avant ou seulement après l'établissement de ce droit, de sorte que le titulaire, selon ses besoins, peut établir sa vie de famille dans l'immeuble auquel le droit se rapporte, il n'est pas justifié de permettre à l'époux ou à l'épouse du titulaire du droit d'habiter l'immeuble et d'exclure cette possibilité pour le parten
aire non marié avec lequel ce titulaire forme ...[+++]une communauté de vie.
Vermits het recht van bewoning ten goede komt niet alleen aan de houder van dat recht maar ook aan zijn gezin, zonder onderscheid of dat gezin reeds bestond vóór of na de vestiging van dat recht, zodat de titularis, overeenkomstig zijn behoeften, in het onroerend goed waarop het recht betrekking heeft, zijn gezinsleven kan vestigen, is het niet verantwoord de echtgenoot of echtgenote van de houder van het recht toe te staan het goed mede te bewonen en dat uit te sluiten voor de ongehuwde partner met wie die houder een levensgemeenschap vormt.