La disposition en cause, telle qu'elle est interprétée par les juridictions a quo à la suite de l'arrêt précité de la Cour de cassation du 18 mars 2004, crée, en ce qui concerne le délai dans lequel le vendeur peut réclamer le droit de propriété du bien vendu, une différence de traitement entre les acheteurs d'un terrain à usage de l'industrie, de l'artisanat ou des services (ci-après : terrain industriel) pour l'acquisition, l'aménagement ou l'équipement duquel le vendeur a reçu une aide, et les acheteurs d'autres biens auxquels les dispositions de droit commun des articles 1659 et suivants du Code civil sont applicables.
Door de in het geding zijnde bepaling, zoals geïnterpreteerd door de verwijzende rechtscolleges ingevolge het voormelde arrest van 18 maart 2004 van het Hof van Cassatie, wordt, met betrekking tot de termijn binnen welke de verkoper het eigendomsrecht van het verkochte goed kan terugvorderen, een verschil in
behandeling in het leven geroepen tussen de kopers van een grond voor de nijverheid, het ambachtswezen of de diensten (hierna : industriegrond) voor de verwerving, aanleg of uitrusting waarvan de verkoper een tegemoetkoming heeft ontvangen, en de kopers van andere goederen op wie de gemeenrechtelijke bepalingen van de artikelen 1659
...[+++]en volgende van het Burgerlijk Wetboek van toepassing zijn.