Les États membres peuvent prévoir que, lorsque les données à caractère personnel figurent dans une décision judiciaire ou un casier judiciaire faisant l'objet d'un traitement lors d'une enquête judiciaire ou d'une procédure pénale, les droits d'information, d'accès, de rectification, d'effacement et de limitation du traitement prévus aux articles 11 à 16 sont exercés conformément aux règles nationales de procédure pénale.
De lidstaten kunnen bepalen dat, indien de persoonsgegevens zijn vervat in een rechterlijke beslissing of dossier, en worden verwerkt in het kader van strafrechtelijke onderzoeken en procedures, het recht van informatie, toegang, rectificatie, wissing en beperking van de verwerking, zoals bedoeld in de artikelen 11 tot en met 16, wordt uitgeoefend overeenkomstig het nationale strafprocesrecht.