Avis prescrit par l'article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 Par deux arrêts du 6 juin 2016 en cause du ministère public contre L.M., dont les expéditions sont parvenues au greffe de la Cour le 14 juin 2016, la chambre des mises en accusation de la Cour d'appel de Liège a posé les questions préjudicielles suivantes : 1. « Les articles 479 à 482bis du Code d'instruction criminelle violent-ils les articles 10 et 11 de la Constitution en ce qu'ils privent les justiciables visés à l'article 479 dudit Code du droit de faire contrôler par la chambre des mises en accusation la régularité de la procédure et de l'
instruction menée à leur égard, du ...[+++]rant le cours de celle-ci et du droit d'intenter, devant la chambre des mises en accusation, des recours à l'encontre des décisions rendues par le magistrat instructeur sur des requêtes qu'ils lui présentent, alors que les articles 6 de chacune des deux lois du 25 juin 1998 réglant la responsabilité pénale des ministres (fédéraux), d'une part, et celle des membres des gouvernements de communauté ou de région, d'autre part, accordent ces droits à ces derniers ?
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij twee arresten van 6 juni 2016 in zake het openbaar ministerie tegen L.M., waarvan de expedities ter griffie van het Hof zijn ingekomen op 14 juni 2016, heeft de kamer van inbeschuldigingstelling van het Hof van Beroep te Luik de volgende prejudiciële vragen gesteld : 1. « Schenden de artikelen 479 tot 482bis van het Wetboek van strafvordering de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre zij de in artikel 479 van dat Wetboek bedoelde rechtzoekenden het recht ontzeggen om de regelmatigheid van de rechtspleging en van het te hunnen aanzien gevoerde onderzoek in de loop van dat onderzoek te
laten controleren door de kame ...[+++]r van inbeschuldigingstelling, alsook het recht om, voor de kamer van inbeschuldigingstelling, beroepen in te stellen tegen beslissingen die zijn gewezen door de onderzoeksmagistraat op verzoekschriften die zij aan hem hebben gericht, terwijl de artikelen 6 van elk van beide wetten van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van (federale) ministers, enerzijds, en van die van leden van een gemeenschaps- of gewestregering, anderzijds, die rechten toekennen aan die laatstgenoemden ?