Par la suite, la participation de l'État dans ÖVAG est passée à 43,4 %. L'État est, de ce fait, devenu le deuxième actionnaire, par ordre d'importance, après la Volksbanken Holding (qui détenait alors 50,2 %). Les parts des autres actionnaires ne participant pas à l'injection de capital étaient, à cette époque, diluées comme suit: DZ-Bank: 3,8 %, ERGO: 1,5 %, RZB: 0,9 %, flottant: 0,1 %.
Hierdoor nam het overheidsaandeel in ÖVAG toe tot 43,4 %. De overheid is hiermee de grootste aandeelhouder na de Volksbanken Holding (op dat moment 50,2 %). De andere aandeelhouders die niet aan de kapitaalinjectie deelnamen, zagen hun aandelen verwateren tot de volgende waarden: DZ-Bank: 3,8 %, ERGO: 1,5 %, RZB: 0,9 %, geparcelleerd bezit: 0,1 %.