Les États parties prennent des mesures pour interdire l'utilisation de leur territoire, y compris leurs ports maritimes, ainsi que les îles artificielles, installations et structures relevant de leur juridiction exclusive ou placées sous leur contrôle exclusif, à l'appui d'interventions sur le patrimoine culturel subaquatique non conformes aux dispositions de la présente Convention.
De verdragsluitende staten nemen maatregelen om een verbod op te leggen voor het gebruik van hun grondgebied, met inbegrip van zeehavens, kunstmatige eilanden, installaties en constructies onder hun uitsluitende rechtsmacht of uitsluitend toezicht, ter ondersteuning van werkzaamheden aan het cultureel erfgoed onder water die onverenigbaar zijn met het bepaalde in dit Verdrag.