Dans son avis du 27 février 2003 (do c. Chambre, nº 50-2343/001), le Conseil d'État estime « qu'au regard des articles 10 et 11 de la Constitution, il appartient au législateur de pouvoir justifier, objectivement et raisonnablement, les raisons pour lesquelles il a décidé de lever certaines interdictions pour les casinos et de les maintenir pour les autres établissements de jeux de hasard ».
In zijn advies van 27 februari 2003 (stuk Kamer, nr. 50-2343/001), zegt de Raad van State : « In het licht van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet staat het aan de wetgever om objectief en redelijkerwijs de redenen te kunnen wettigen waarom hij beslist bepaalde verbodsbepalingen voor de casino's op te heffen en ze voor de overige kansspelinrichtingen te handhaven».