Un troisième élément qui étaye ce raisonnement est l'article 12 de la Convention internationale des droits de l'enfant, qui prévoit que « les États parties garantissent à l'enfant qui est capable de discernement le droit d'exprimer librement son opinion sur toute question l'intéressant, les opinions de l'enfant étant dûment prises en considération eu égard à son âge et à son degré de maturité».
Derde steunpunt voor deze gedachtegang is het artikel 12 van het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind dat het volgende stelt : « 1. De Staten die partij zijn, verzekeren het kind dat in staat is zijn of haar eigen mening te vormen, het recht die mening vrijelijk te uiten in alle aangelegenheden die het kind betreffen, waarbij aan de mening van het kind passend belang wordt gehecht in overeenstemming met zijn of haar leeftijd en rijpheid».