La Cour européenne des droits de l'homme a également jugé : « Considérant que les intérêts du requérant, en tant que non-fumeur, s'opposent à ceux d'autres individus à continuer de fumer, et eu égard à la marge d'appréciation laissée aux autorités nationales, la Cour estime que l'absence d'interdiction générale de fumer dans les endroits ouverts au public ne s'analyse pas en un défaut de protection de la part de l'Etat italien des droits du requérant au regard des articles 2 et 8 de la Convention (voir, mutatis mutandis, Wöckel, loc. cit.) » (CEDH, décision Botti c. Italie, 2 décembre 2004).
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft eveneens geoordeeld : « Overwegende dat de belangen van de verzoeker, als niet-roker, staan tegenover die van andere personen om te blijven roken, en rekening houdend met de appreciatieruimte die aan de nationale overheden wordt gelaten, is het Hof van oordeel dat de ontstentenis van een algemeen verbod om te roken in voor het publiek toegankelijke plaatsen niet kan worden beschouwd als een gebrek aan bescherming, vanwege de Italiaanse Staat, van de rechten van de verzoeker ten aanzien van de artikelen 2 en 8 van het Verdrag (zie, mutatis mutandis, Wöckel, ibid.) » (EHRM, beslissing, 2 december 2004, Botti t. Italië).