Lorsque le conjoint survivant a perdu son droit éventuel à sa réserve concrète, par exemple parce qu'il a quitté le logement familial avant le décès de l'autre conjoint, il ne peut plus opposer son veto à la demande des enfants de convertir l'usufruit (voir M. Coene, «Overzicht van rechtspraak Erfenissen 1988-1995», «Tijdschrift voor Privaatrecht», 1997, p. 133, numéros 53-54).
Heeft de langstlevende echtgenoot zijn mogelijke aanspraak op zijn concrete reserve verloren, bijvoorbeeld door het verlaten van de gezinswoning vóór de dood van de andere, dan kan hij ook niet meer zijn veto stellen tegen de vraag om omzetting van het vruchtgebruik door de kinderen (zie M. Coene, «Overzicht van rechtspraak Erfenissen 1988-1995», Tijdschrift voor Privaatrecht, 1997, blz. 133, nrs. 53-54).