Contrairement à la première question préjudicielle, les deuxième, troisième et quatrième questions préjudicielles partent de l'interprétation de l'article 42, § 2, alinéa 1, de la loi du 27 avril 2007 selon laquelle les articles 229, 231 et 232 anciens du Code civil re
stent d'application aussi bien aux demandes en divorce (tant principales que reconventionnelles) introduites avant l'entrée en vigueur
de cette loi (aussi longtemps qu'un jugement définitif n'a pas été rendu) qu'aux demandes reconventionnelles introduites après cette dat
...[+++]e (le 1 septembre 2007).
De tweede, de derde en de vierde prejudiciële vraag gaan, in tegenstelling tot de eerste prejudiciële vraag, uit van de interpretatie van artikel 42, § 2, eerste lid, van de wet van 27 april 2007 volgens welke de vroegere artikelen 229, 231 en 232 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing blijven zowel op de vorderingen tot echtscheiding (zowel hoofdvorderingen als tegenvorderingen) die zijn ingeleid vóór de inwerkingtreding van die wet (zolang geen eindvonnis is geveld) als op de tegenvorderingen die na die datum (1 september 2007) zijn ingediend.