Il s'ensuivait que l'article 416, alinéa 2, du Code d'instruction criminelle, tel qu'il était rédigé avant sa modi
fication par la loi précitée du 16 janvier 2009, n'était pas compatible avec les articles 10 et 11 de la Constitu
tion en ce qu'il ne prévoyait pas un pourvoi en cassation immédiat contre un arrêt de la chambre des mises en accusation lorsque celle-ci exerçait un contrôle du dossier confidentiel en application des articles 189ter ou 235ter du Code d'instruction criminelle, tels qu'ils étaient rédigés avant leur modification
...[+++] apportée par la loi précitée du 16 janvier 2009.
Hieruit volgde dat artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van strafvordering, in de redactie ervan vóór de wijziging bij de voormelde wet van 16 januari 2009, niet bestaanbaar was met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het niet voorzag in een onmiddellijk cassatieberoep tegen een arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling wanneer deze een controle van het vertrouwelijk dossier uitoefende met toepassing van de artikelen 189ter of 235ter van het Wetboek van strafvordering, in de redactie ervan vóór de wijziging bij de voormelde wet van 16 januari 2009.