Comme une personne morale, en vertu de l'article 7, alinéa 3, de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, une association de fait doit, en principe, à la première demande de la Cour, produire la preuve de la décision d'intenter le recours, de sorte que la Cour puisse vérifier si le recours a été introduit dans le délai imparti et par l'organe compétent.
Zoals een rechtspersoon, krachtens artikel 7, derde lid, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, dient een feitelijke vereniging, in beginsel, op het eerste verzoek van het Hof, het bewijs voor te leggen van de beslissing om het beroep in te stellen, zodat het Hof kan nagaan of het beroep tijdig en door het bevoegde orgaan is ingesteld.