Il est donc nécessaire que l'offre de service universel soit proposée à un prix inférieur ou égal aux offres du prestataire les plus intéressantes financièrement (hors promotions temporaires), pour une même qualité de service (c'est-à-dire, reprenant à tout le moins les prestations visées à l'article 70, § 1 , 1° et 2°, de la loi du 13 juin 2005).
Het universeledienstaanbod moet dus worden aangeboden tegen een prijs die lager is dan of gelijk aan de financieel meest interessante aanbiedingen van de aanbieder (zonder tijdelijke kortingen), voor eenzelfde dienstkwaliteit (namelijk waarin minstens de verrichtingen zitten vervat die zijn vastgelegd in artikel 70, § 1, 1° en 2°, van de wet van 13 juni 2005).