En effet, l'arrêté royal du 24 décembre 2003 prévoit en son article 1, § 2 que la personne en détention, le prévenu visé par la loi sur la comparution immédiate ou la personne malade mentale ayant fait l'objet d'une mesure prévue par la loi du 26 juin 1990 sur la protection de la personne des malades mentaux est présumée, sauf preuve contraire, être une personne ne bénéficiant pas de ressources suffisantes.
Het koninklijk besluit van 24 december 2003 bepaalt in artikel 1, § 2 : « De gedetineerde, de beklaagde bedoeld in de wet betreffende de onmiddellijke verschijning of de geesteszieke die het voorwerp heeft uitgemaakt van een maatregel voorzien in de wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke, wordt, behoudens tegenbewijs, beschouwd als een persoon wiens inkomsten onvoldoende zijn».