Considérant que le Conseil d'Etat, saisi d'un recours en cassation, a donné raison au Conseil du Contentieux des Etrangers; que le Conseil d'Etat a considéré que la délégation de pouvoir donnée, par arrêté ministériel du 18 mars 2009, à certains agents de l'Office des étrangers pour statuer sur les d
emandes de visas de long séjour introduites sur base de l'article 9, alinéa 1 , de la loi du 15 décembre 1980, ne s'étendait pas aux d
emandes de visas de long séjour introduites sur base de l'article 40ter, étant donné que dans le premier
...[+++] cas il est question d'autoriser au séjour alors que dans le second cas, il est question de reconnaitre un droit au séjour (CE, arrêt n° 226.914 du 27 mars 2014); Overwegende dat de Raad van State, waarbij een cassatieberoep ingediend werd, de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen gelijk heeft gegeven; dat de Raad van State van mening was dat de delegatie van bevoegdheid die door middel van het ministerieel besluit van 18 maart 2009 verleend werd aan bepaalde ambtenaren van de Dienst Vreemdelingenzaken om een beslissing te nemen in verband met de
aanvragen voor visa lang verblijf die op basis van artikel 9, eerste lid, van de wet van 15 december 1980 ingediend worden niet van toepassing was op de aanvragen voor visa lang verblijf die ingediend worden op basis van artikel 40ter, aangezien het in het
...[+++] eerste geval om een machtiging tot verblijf gaat, terwijl het in het tweede geval om de erkenning van een recht op verblijf gaat (RVV, arrest nr. 226.914 van 27 maart 2014);