Revenant sur la demande formulée par M. Melchior, président de la Cour constitutionnelle, de prévoir une obligation de motivation spéciale lorsqu'une juridiction décide, en vertu du principe de l'acte clair, de ne pas poser de question préjudicielle, M. Vandenberghe renvoie au point de vue de M. Londers, premier président de la Cour de cassation, qui estime que cette demande peut être considérée comme superflue.
Met betrekking tot de vraag van de heer Melchior, voorzitter van het Grondwettelijk Hof, om te voorzien in een bijzondere motiveringsverplichting wanneer een rechtscollege op grond van het beginsel van de acte clair beslist geen prejudiciële vraag te stellen, verwijst de heer Vandenberghe naar de stelling van de heer Londers, eerste voorzitter van het Hof van Cassatie, dat die vraag als overbodig kan worden beschouwd.