31. loue la Turquie pour l'évolution positive de son économie; exprime une nouvelle fois son point de vue selon lequel seule une société présentant une cohésion sociale, appuyée sur une classe moyenne forte, peut connaître la prospérité; regrette par conséquent le faible impact de la forte croissance économique sur le marché de l'emploi, toujours caractérisé par sa faiblesse; souligne la nécessité de s'attaquer au problème de l'économie parallèle et d'asseoir le système de sécurité sociale sur un socle durable; estime qu'un renforcement du rôle des petites et moyennes entreprises pourrait contribuer à accélérer la croissance économique;
31. prijst Turkije voor de positieve ontwikkeling van zijn economie; herhaalt zijn mening dat alleen een sociaal samenhangende maatschappij, ondersteund door een krachtige middenklasse, welvaart kan genieten; betreurt daarom het geringe effect van de sterke economische groei op de aanhoudend zwakke arbeidsmarkt; wijst op de noodzaak het probleem van de zwarte economie aan te pakken en het stelsel van sociale zekerheid een duurzame basis te geven; is van mening dat een grotere rol voor kleine en middelgrote ondernemingen kan bijdragen aan een snellere economische groei;