Le bailleur-propriétaire (ci-après dénommé le bailleur) sera donc privé de la jouissance de sa propriété pendant trois mois: il ne pourra ni l'occuper lui-même, ni la louer à un autre locataire, ni en percevoir les revenus, cette perte de revenus s'ajoutant à l'arriéré de loyers déjà existant ou à l'inexécution d'autres obligations contractuelles ou bien encore aux autres dommages éventuellement subis qui ont justifié la résolution judiciaire du bail et l'expulsion du locataire.
De verhuurder-eigenaar (hierna de verhuurder genoemd) zal dus gedurende drie maanden verstoken zijn van het genot van zijn eigendom : hij zal het niet zelf kunnen bewonen, noch het aan een andere huurder kunnen verhuren, en evenmin de inkomsten eruit kunnen innen; deze inkomstenderving komt bovenop de reeds bestaande achterstallige huur, de niet-nakoming van andere contractuele verplichtingen of nog andere eventueel geleden schade die de gerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst en de uithuiszetting van de huurder hebben gerechtvaardigd.