2. « L'impossibilité pour un indivisaire, en droit commun de la liquidation-partage, d'obtenir du Tribunal de la Famille qu'il autorise la vente de gré à gré d'un immeuble non commodément partageable, qu'il y ait défaillance ou récalcitrance d'un autre indivisaire ou non (et le cas échéant même après avoir constaté que ce type de vente était préférable à la vente publique et servait mieux les intérêts desdits indivisaires), telle qu'elle résulte de l'article 1224 du Code judiciaire, avec pour conséquence ici aussi l'impossibilité d'une vente autre que publique dans tous les cas, ne viole-t-elle pas notamment les articles 10 et 11 de la Constitution, combinés ou non avec d'
autres dispositions ...[+++]s=yellow3>légales supranationales telle la Convention européenne des droits de l'homme, alors même que tel est le cas dans l'article 1193bis du Code judiciaire dès qu'une succession comporte un immeuble dans [lequel] des mineurs, des personnes protégées, des présumés absents, des personnes internées en défense sociale, des acceptants sous bénéfice d'inventaire, etc.ont des droits ?
2. « Schendt de onmogelijkheid, in het gemeen recht van de vereffening-verdeling, voor een mede-eigenaar om van de familierechtbank te verkrijgen dat zij de verkoop uit de hand van een niet gevoeglijk verdeelbaar onroerend goed toestaat, ongeacht of een andere mede-eigenaar al dan niet afwezig of weigerachtig is (en in voorkomend geval zelfs na te hebben vastgesteld dat dat soort van verkoop te verkiezen was boven de openbare verkoop en de belangen van de genoemde mede-eigenaars beter diende), zoals zij volgt uit artikel 1224 van het Gerechtelijk Wetbo
ek, met ook hier in alle gevallen de onmogelijkheid van een andere dan een openbare ver
...[+++]koop tot gevolg, niet in het bijzonder de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met andere, supranationale wettelijke bepalingen zoals het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, terwijl zulks het geval is in artikel 1193bis van het Gerechtelijk Wetboek zodra een nalatenschap een onroerend goed omvat waarin minderjarigen, beschermde personen, vermoedelijk afwezigen, personen die geïnterneerd zijn ter bescherming van de maatschappij, erfgenamen die onder voorrecht van boedelbeschrijving aanvaarden, enz. rechten hebben ?