A cet égard, le législateur souhaitait parvenir à un équilibre « entre la protection des droits fondamentaux et la mise en oeuvre d'une politique de sécurité efficace dont l'objectif - en fin de compte - est de protéger les droits fondamentaux du citoyen » (Doc. parl., Sénat, 2008-2009, n° 4-1053/1, p. 1).
Daarbij wenste de wetgever een evenwicht tot stand te brengen « tussen de bescherming van de fundamentele rechten en het voeren van een effectief veiligheidsbeleid dat - uiteindelijk - die fundamentele rechten van de burger beoogt te beschermen » (Parl. St., Senaat, 2008-2009, nr. 4-1053/1, p. 1).