En tant que le législateur national avait organisé une tutelle administrative spécifique, ce qui était notamment le cas à l'article 76, 3°, de l'ancienne loi communale, lu en combinaison avec l'article 910 du Code civil relativement aux dispositions entre vifs ou par testament au profit des pauvres d'une commune, il n'appartenait pas au législateur décrétal de désigner l'Exécutif flamand comme autorité de tutelle au lieu du Roi.
In zoverre door de nationale wetgever een specifiek administratief toezicht was ingericht, wat met name het geval was bij artikel 76, 3°, van de oude gemeentewet gelezen in samenhang met artikel 910 van het Burgerlijk Wetboek ten aanzien van de beschikkingen onder de levenden of bij testament ten voordele van de armen van een gemeente, stond het niet aan de decreetgever om de Vlaamse Executieve aan te wijzen als toezichthoudende overheid in plaats van de Koning.