Le législateur semble ainsi avoir voulu qu'en cas de défaillance d'un établissement de crédit, les déposants soient d'abord indemnisés par le Fonds de protection (dans la mesure où la réserve d'intervention de celui-ci est suffisante), lequel, contrairement au Fonds spécial de protection, est une personne morale distincte de l'Etat.
De wetgever blijkt daarmee te hebben beoogd dat, wanneer een kredietinstelling in gebreke blijft, de deposanten in eerste instantie worden vergoed via het Beschermingsfonds (in zoverre de interventiereserve ervan toereikend is), dat, in tegenstelling tot het Bijzonder Beschermingsfonds, een van de Staat afgescheiden rechtspersoon is.