Étant donné que la Cour de justice des Communautés européennes a souligné (affaire C-212/04) que la directive 1999/70/CE rendait abusive l’application de toute législation nationale «qui interdit d’une façon absolue, dans le seul secteur public, de transformer en un contrat de travail à durée indéterminée une succession de contrats à durée déterminée qui, en fait, ont eu pour objet de couvrir des "besoins permanents et durables" (...)», la Commission estime-t-elle que la décision de la Cour des comptes grecque, qui annule dans les faits la possibilité de protection légale des travailleurs, est conforme aux principes de l’Union européenne?
Het Europees Hof van Justitie onderstreepte in zijn arrest in de zaak C-212/04 dat overeenkomstig Richtlijn 1999/70/EG "de toepassing van een nationale wettelijke regeling die alleen voor de openbare sector geldt en voorziet in een absoluut verbod van omzetting in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd van opeenvolgende overeenkomsten voor bepaalde tijd, die in werkelijkheid "permanente en blijvende behoeften" dekten" een misbruik oplevert. Is de Commissie, gezien het voorafgaande, van oordeel dat het besluit van de Griekse Rekenkamer, krachtens hetwelk een eventuele rechtsbescherming van werknemers de facto onmogelijk wordt gemaakt, strookt met de beginselen van de Europese Unie?