3. En cas d'acte de sabotage de matières nucléaires ou d'une installation nucléaire, ou de menace vraisemblable d'un tel acte, les États parties coopèrent dans toute la mesure possible, conformément à leur législation nationale ainsi qu'aux obligations pertinentes qui leur incombent en vertu du droit international, selon les modalités suivantes:
3. In geval van een reëel gevaar voor sabotage van kernmateriaal of een kerninstallatie of in geval van sabotage daarvan, werken de Verdragsluitende Staten, zoveel als mogelijk is, in overeenstemming met hun nationale wetgeving en verenigbaar met hun relevante verplichtingen ingevolge het internationaal recht, op de volgende wijze samen :