Les parties requérantes considèrent que les dispositions attaquées constituent, par la portée rétroactive qui leur est conférée, une validation législative de l'arrêté royal du 31 mai 2000 qui aurait pour effet d'influer sur des procédures juridictionnelles en cours alors que cette validation ne serait pas justifiée par des motifs impérieux.
De verzoekende partijen zijn van mening dat de bestreden bepalingen, door de terugwerkende kracht die eraan wordt toegekend, een wettelijke geldigverklaring zijn van het koninklijk besluit van 31 mei 2000 die tot gevolg zou hebben dat hangende gerechtelijke procedures worden beïnvloed, terwijl die geldigverklaring niet zou zijn verantwoord door dwingende redenen.