« Les articles 80, § 1, 2°, et 80, § 1, alinéa 3, de la loi du 9 juillet 1975 relative au contrôle des entreprises d'assurance qui, combinés, disposent que toute personne lésée peut obtenir du Fonds commun de garantie la réparation des do
mmages résultant de lésions corporelles ainsi que l'indemnisation des dégâts matériels causés par un véhicule automoteur lorsqu'aucune entreprise d'assurance n'est obligée à ladite réparation en raison d'un cas fortuit exonérant le conducteur du véhicule qui a causé l'accident, interprétés en ce sens qu'ils ne permettent pas au propriétaire, au détenteur ou au conducteur du véhicule qui a causé le dommag
...[+++]e d'être indemnisés tout en permettant aux autres victimes de l'être, violent-ils les articles 10 et 11 de la Constitution en ce qu'ils établissent une discrimination entre deux catégories de victimes du même cas fortuit ?« Schenden de artikelen 80, § 1, 2°, en 80, § 1, derde lid, van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen die, in samenhang gelezen, bepalen dat elke benadeelde van het Gemeenschappelijk Waarborgfonds de vergoeding kan verkrijgen van de schade
voortvloeiende uit lichamelijke letsels alsmede de vergoeding van de stoffelijke schade die door een motorrijtuig is veroorzaakt, wanneer geen enkele verzekeringsonderneming tot die vergoeding verplicht is om reden van een toevallig feit waardoor de bestuurder van het voertuig dat het ongeval veroorzaakte, vrijuit gaat, en in die zin geïnterpreteerd dat zij het de
...[+++] eigenaar, de houder of de bestuurder van het voertuig dat de schade heeft veroorzaakt niet mogelijk maken schadeloos te worden gesteld, terwijl ze dat wel mogelijk maken voor de andere slachtoffers, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre zij een discriminatie in het leven roepen tussen twee categorieën van slachtoffers van hetzelfde toevallig feit ?