Traduction de «l’affaire 235 85 commission » (Français → Néerlandais) :

TERMINOLOGIE

Commission de l'Intérieur et des Affaires administratives
Commissie voor Binnenlandse en Administratieve Aangelegenheden

TRADUCTIONS EN CONTEXTE

[37] CJUE, arrêt du 18 juillet 2013 rendu dans l'affaire C-584/10 P, Commission et autres contre Kadi (Kadi II), procédure de pourvoi contre l'arrêt rendu dans l'affaire T-85/09, Kadi contre Commission, (Kadi I).
[37] HvJEU, arrest van 18.7.2013 in zaak C-584/10 P, Commissie en anderen/Kadi (Kadi II), hogere voorziening tegen T-85/09, Kadi/Commissie (Kadi I).

Notamment, affaire C-225/85, Commission / Italie (Rec. 1987, p. 2625); affaire C-47/02, Albert Anker et autres / Bundesrepublik Deutschland (Rec. 2003 I-10447); affaire C-149/79, Commission / Belgique, Rec. 1980 I-03881.
Zaak C-225/85, Commissie tegen Italië [1987] Jurispr. 2625; Zaak C-47/02 Albert Anker en anderen tegen Bundesrepublik Deutschland [2003] Jurispr. I-10471; Zaak C-149/79, Commissie tegen België [1980] Jurispr. I-03881.

Ainsi que la Cour européenne de justice l’a jugé à plusieurs reprises, en particulier dans l’arrêt du 26 mars 1987 prononcé dans l’affaire 235/85 «Commission contre Royaume des Pays-Bas» et dans ceux du 12 septembre 2000 rendus dans les affaires C-276/97 «Commission contre République française» et C-359/97 «Commission contre Royaume-Uni de la Grande-Bretagne et de l’Irlande du Nord», il ressort clairement de l’article 4, paragraphe 5, de la directive, lorsqu’il est examiné à la lumière des objectifs de celle-ci, que deux conditions doivent être remplies pour que s’applique la règle du traitement en tant que non-assujetti: les activités doivent être accomplies par un organisme de droit public et celui-ci doit les accomplir en sa qualité d’autorité publique.
Zoals het Europees Hof van Justitie bij diverse gelegenheden heeft gesteld, in het bijzonder in zijn uitspraak van 26 maart 1987 in zaak 235/85 "Commissie tegen Koninkrijk der Nederlanden" en de uitspraken van 12 september 2000 in de zaken C-276/97 "Commissie tegen Franse Republiek" en C-359/97 "Commissie tegen Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland", blijkt uit artikel 4, lid 5, van de Richtlijn duidelijk dat er, in het licht van de doelstellingen van de Zesde Richtlijn, aan twee voorwaarden moet worden voldaan opdat de regel van behandeling als niet-belastingplichtig persoon van toepassing is: de activiteiten moeten worden uitgevoerd door een publiekrechtelijk gestuurd orgaan en dit orgaan moet deze activiteiten uitoefenen in de rol van publieke autoriteit.

Dans le cadre de l’affaire enregistrée sous le numéro EMPL/E/3 MC/ek D(2005) 29782 et clôturée sous le numéro EMPL/E/3 MC/ek D(2006) 13375 par la Commission pour non-recevabilité en raison de l’inexistence d’une pratique administrative courante et générale contraire au droit communautaire, ce qui va à l’encontre des conclusions du rapport Solvit 16481/05 du 26 octobre 2005 basé sur l’arrêt de la Cour dans l’affaire 66/85, Lawrie-Blum, point 17, et dans l’affaire C-109/04, Kranemann, point 15, de nombreux citoyens européens se sont plaints des discriminations dont ils ont été victimes de la part des autorités municipales de Melun (Seine-et-Marne, Île-de-France) à la suite de la violation délibérée de l’article 39 du traité CE et des dispositions de l’annexe XII du traité d’adhésion de la République tchèque, de l’Estonie, de Chypre, de la Lettonie, de la Lituanie, de la Hongrie, de Malte, de la Pologne, de la Slovénie et de la Slovaquie à l’Union européenne, et en particulier de son article 2, paragraphe 2.
De Commissie heeft de klacht die geregistreerd is als EMPL/E/3 MC/ek D(2005) 29782 en afgesloten als EMPLE/E/3 MC/ek D(2006) 13375 onontvankelijk verklaard met als motivering dat het ontbreekt aan "algemene en duurzame administratieve praktijken die een schending inhouden van het communautaire recht", wat strijdig blijft met de conclusies van het verslag-Solvit 16481/05 van 26/10/2005 op basis van uitspraak ETS C-66/85 (in de zaak Lawrie-Blum) pt. 17) of C-109/04 (in de zaak Kranemann pt. 15). Er is echter een stroom aanmeldingen binnengekomen van EU-burgers die gediscrimineerd zijn door de autoriteiten van de Franse gemeente Melun, in de regio Ile-de-France, departement Seine-et-Marne, wegens bewuste schending van art. 39 van het EG-Verdrag, alsmede de bepalingen van Bijlage XII van het Verdrag inzake de toetreding tot de EU van Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië, Slowakije en met name art. 2, lid 2.

Dans le cadre de l'affaire enregistrée sous le numéro EMPL/E/3 MC/ek D(2005) 29782 et clôturée sous le numéro EMPL/E/3 MC/ek D(2006) 13375 par la Commission pour non-recevabilité en raison de l'inexistence d'une pratique administrative courante et générale contraire au droit communautaire, ce qui va à l'encontre des conclusions du rapport Solvit 16481/05/PL du 26 octobre 2005 basé sur l'arrêt de la Cour dans l'affaire 66/85, Lawrie-Blum, point 17, et dans l'affaire C-109/04, Kranemann, point 15, de nombreux citoyens européens se sont plaints des discriminations dont ils ont été victimes de la part des autorités municipales de Melun (Seine-et-Marne, Île-de-France) à la suite de la violation délibérée de l'article 39 du traité CE et des dispositions de l'annexe XII du traité d'adhésion de la République tchèque, de l'Estonie, de Chypre, de la Lettonie, de la Lituanie, de la Hongrie, de Malte, de la Pologne, de la Slovénie et de la Slovaquie à l'Union européenne, et en particulier de son article 2, paragraphe 2.
De Commissie heeft de klacht die geregistreerd is als EMPL/E/3 MC/ek D(2005) 29782 en afgesloten als EMPLE/E/3 MC/ek D(2006) 13375 onontvankelijk verklaard met als motivering dat het ontbreekt aan "algemene en duurzame administratieve praktijken die een schending inhouden van het communautaire recht", wat strijdig blijft met de conclusies van het verslag-Solvit 16481/05/PL van 26/10/2005 op basis van uitspraak ETS C-66/85 (in de zaak Lawrie-Blum) pt. 17) of C-109/04 (in de zaak Kranemann pt. 15). Er is echter een stroom aanmeldingen binnengekomen van EU-burgers die gediscrimineerd zijn door de autoriteiten van de Franse gemeente Melun, in de regio Ile-de-France, departement Seine-et-Marne, wegens bewuste schending van art. 39 van het EG-Verdrag, alsmede de bepalingen van Bijlage XII van het Verdrag inzake de toetreding tot de EU van Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië, Slowakije en met name art. 2, lid 2.

[4] Voir la jurisprudence concernant la transposition des directives: affaire 239/85, Commission contre Belgique, Recueil 1986, p. 3645, à la p. 3659. Voir aussi l'affaire 300/81, Commission contre Italie, Recueil 1983, p. 449, à la p. 456.
[4] Zie het arrest van 2 december 1986 in de zaak 239/85, Commissie/België, Jurispr. 1986, blz. 3645. Zie ook het arrest van 1 maart 1983 in de zaak 300/81, Commissie/Italië, Jurispr. 1983, blz. 449.

[4] Voir la jurisprudence concernant la mise en œuvre des directives: notamment, l'affaire 239/85, Commission contre Royaume de Belgique, Rec. 1986, p. 3645, à la page 3659.
[4] Zie jurisprudentie over de uitvoering van richtlijnen: bv. zaak 239/85, Commissie/België, Jurispr. 1986, blz. 3645-3659.

[4] Voir la jurisprudence concernant la mise en œuvre des directives: affaire 239/85, Commission contre Royaume de Belgique, Rec. 1986, p. 3645, à la page 3659.
[4] Zie relevante jurisprudentie over de tenuitvoerlegging van richtlijnen, bijv. Zaak 239/85, Commissie tegen België, Jurispr. 1986, blz. 3645 tot 3659.

[19] Voir la jurisprudence concernant la mise en oeuvre des directives: affaire 239/85 Commission contre Belgique [Recueil 1986, pages 3645 à 3659].
[19] Zie jurisprudentie over de uitvoering van de richtlijnen: zaak 239/85 Commissie v. België [1986], Jurisprudentie 3645-3659.

Sur ce problème, la Cour a jugé dans l'affaire 199/85 (Commission contre République italienne, [1987[ RCE 1055) que ces dispositions, qui autorisent des dérogations aux règles dérivant du traité dans le secteur des marchés publics de travaux , doivent être interprétées strictement et que c'est à celui qui entend s'en prévaloir qu'incombe la charge de la preuve que les circonstances exceptionnelles justifiant la dérogation existent effectivement.
Ter zake heeft het Hof in zaak 199/85 (Commissie/Italië, [1987[, Jurispr. 1055) gepreciseerd dat de bepalingen, die afwijkingen mogelijk maken van de in het verdrag vastgelegde voorschriften inzake overeenkomsten betreffende overheidswerken, eng moeten worden uitgelegd en dat degene die er een beroep op wil doen moet aantonen dat de uitzonderlijke omstandigheden die de afwijking rechtvaardigen, daadwerkelijk bestaan.