Art. 21. Sauf si un permis d'urbanisme ou à défaut l'autorité compétente l'autorise, l'agriculteur ne procède pas aux travaux suivants : 1° l'arrachage, la destruction mécanique et chimique des haies indigènes; 2° le recepage des haies indigènes et aligné à moins d'un mètre de hauteur sans protection contre le bétail; 3° l'arrachage, la destruction mécanique et chimique et le recepage des arbres indigènes, isolés ou en groupe.
Art. 21. Behalve als een stedenbouwkundige vergunning of de bevoegde overheid het toelaat, voert de landbouwer de volgende werken niet uit : 1° het rooien, de mechanische en chemische vernieling van inheemse heggen; 2° de snoeiing van inheemse heggen op minder dan een meter hoogte zonder bescherming tegen het vee; 3° het rooien, de mechanische en chemische vernieling van inheemse bomen, afgezonderd of gegroepeerd.