2. L'article 15ter de la loi du 4 juillet 1989, modifié en dernier lieu par la loi du 17 février 2005, qui impose de soumettre la demande de suppressio
n des dotations à l'assemblée générale de la section du contentieux administratif
du Conseil d'Etat, est-il conciliable avec l'article 13 de la Constitution, lu en combinaison avec les articles 10, 11 et 146 de celle-ci, avec les articles 6.1 et 14 de la CEDH et avec les articles 14 et 26 du PIDCP et avec le principe général du droit à un juge indépendant et impartial, en ce que la dema
...[+++]nde est automatiquement examinée par une juridiction composée de conseillers d'Etat qui n'appartiennent pas tous au rôle linguistique néerlandais et qui ne sont pas non plus tous légalement bilingues, alors que dans d'autres cas, les articles 51 à 61 des lois coordonnées sur le Conseil d'Etat et l'article 87 des mêmes lois coordonnées disposent que l'affaire est normalement examinée par une chambre néerlandophone ou une chambre francophone et, seulement exceptionnellement et dans des cas non pertinents en l'espèce, par la chambre bilingue et alors que ce n'est que dans les cas visés aux articles 91 et 92 de ces lois coordonnées qu'une affaire est renvoyée à l'assemblée générale de la section du contentieux administratif et alors que si l'article 15ter de cette loi du 4 juillet 1989 ne renvoyait pas à l'assemblée générale, cette demande pourrait, le cas échéant, être examinée par une chambre exclusivement néerlandophone du Conseil d'Etat et donc, selon les parties défenderesses, sans juges ne connaissant pas le néerlandais et suscitant une apparence de partialité eu égard à l'hostilité déclarée de la communauté française du pays à l'égard d'un parti indépendantiste flamand ?2. Is artikel 15ter van de wet van 4 juli 198
9, laatst gewijzigd door de wet van 17 februari 2005, waarbij een aanvraag tot intrekking van de dotaties moet worden voorgelegd aan de algemene vergadering van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verenigbaar met artikel 13 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 10, 11 en 146 van de Grondwet, met de artikelen 6.1 en 14 van het EVRM, met de artikelen 14 en 26 van het BUPO-Verdrag en met het algemeen rechtsbeginsel van onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter, doordat de aanvraag automatisch wordt behandeld door een rechtscollege samengesteld uit staa
...[+++]tsraden die niet allen behoren tot de Nederlandse taalrol en die ook niet allen wettelijk tweetalig zijn, terwijl op basis van de artikelen 51 tot en met 61 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State en artikel 87 van dezelfde gecoördineerde wetten in andere gevallen een zaak normaal behandeld wordt door een Nederlandstalige kamer of een Franstalige kamer en slechts uitzonderlijk, en in hier niet relevante gevallen, door de tweetalige kamer, en terwijl een zaak slechts in de gevallen bepaald in de artikelen 91 en 92 van die gecoördineerde wetten wordt doorverwezen naar de algemene vergadering van de afdeling bestuursrechtspraak, en terwijl zonder de verwijzing naar de algemene vergadering in artikel 15ter van de wet van 4 juli 1989 deze aanvraag door de Raad van State desgevallend behandeld zou kunnen worden door een uitsluitend Nederlandstalige kamer en dus, volgens verwerende partijen die de vraag voorstellen, zonder rechters die geen Nederlands kennen en die een schijn van partijdigheid opwekken vanwege de uitgesproken vijandigheid van de Franstalige gemeenschap in het land ten opzichte van een Vlaamse onafhankelijkheidspartij ?