1. Lorsqu'il est muni de la licence et de l'attestation complémentaire harmonisée délivrés conformément à la présente directive, un conducteur peut conduire les trains pour autant que l'entreprise ferroviaire, ou le gestionnaire de l'infrastructure, responsable du transport concerné soit munie d'un certificat de sécurité, ou d'un agrément de sécurité, et uniquement sur le réseau couvert aussi bien par l'attestation complémentaire harmonisée que par le certificat de sécurité, ou l'agrément de sécurité.
1. Wanneer de treinbestuurder in het bezit is van het rijbewijs en de geharmoniseerde aanvullende verklaring als afgegeven overeenkomstig deze richtlijn, mag hij een trein besturen, mits de spoorwegonderneming of de infrastructuurbeheerder die voor het vervoer in kwestie verantwoordelijk is, in het bezit is van een veiligheidscertificaat, respectievelijk een veiligheidsvergunning, zij het alleen op het netwerk waarvoor de geharmoniseerde aanvullende verklaring en het veiligheidscertificaat of de veiligheidsvergunning geldig zijn.