1. Dans les trois mois qui suivent l'entrée en vigueur du présent règlement, chaque État membre adopte un programme national de sûreté de l'aviation civile pour garantir l'application des normes communes visées à l'article 4, paragraphe 1 et des mesures adoptées conformément à l'article 4, paragraphe 2, à la date spécifiée par ces mesures.
1. Binnen 3 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening stelt elke lidstaat een nationaal programma voor beveiliging van de burgerluchtvaart vast teneinde te verzekeren dat de gemeenschappelijke normen, bedoeld in artikel 4, lid 1, en de maatregelen, vastgesteld overeenkomstig artikel 4, lid 2, uiterlijk op de in die maatregelen genoemde datum worden toegepast.