Art. 15. § 1. La situation pécuniaire des membres et agents du Cabinet qui, sans faire partie des ministères de l'Etat fédéral, des Communautés ou des Régions et des services des institutions bruxelloises, appartiennent toutefois à un autre service de l'Etat, à un autre service public ou à un établissement d'enseignement subventionné, est réglée comme suit :
Art. 15. § 1. De geldelijke situatie van de leden en agenten van het Kabinet die, zonder deel uit te maken van de ministeries van de federale Staat, de Gemeenschappen of de Gewesten en de diensten van de Brusselse instellingen, behoren tot een staatsdienst, een andere overheidsdienst, een instelling van openbaar nut of een instelling van het gesubsidieerd onderwijs, is als volgt geregeld :