Le Conseil de l'Europe, en tant que gardien des droits de l'homme et des principes de la démocratie, constituait de toute évidence le cadre dans lequel il convenait d'élaborer et d'adopter cet instrument, d'autant plus que depuis 1957 il avait reconnu l'importance des collectivités locales en instituant à leur intention un organe représentatif au niveau européen, devenue la Conférence permanente des pouvoirs locaux et régionaux de l'Europe (C.P.L.R.E.) (1).
De Raad van Europa als verdediger van de rechten van de mens en van de democratische beginselen, was uiteraard het aangewezen kader waarin dat instrument moest worden uitgewerkt en aangenomen, temeer daar hij sedert 1957 het belang van de plaatselijke besturen had erkend door het installeren, te hunner behoeve, van een representatief orgaan op Europees vlak, dat later de « Conférence permanente des pouvoirs locaux et régionaux de l'Europe (CPLRE) » (vert. Bestendige Conferentie van de plaatselijke en regionale besturen van Europa (BCPRE) is geworden (1)).