Pour interpréter l’équivalence, quatre catégories ont été créées, de i) à iv): pour la catégorie i), l’hypothèse nulle de la non-équivalence est rejetée au profit de l’équivalence, tandis que pour les trois autres catégories, l’hypothèse de la non-équivalence ne peut être rejetée.
Voor de interpretatie van de gelijkwaardigheid worden de vier categorieën i) tot en met iv) onderscheiden: bij categorie i) wordt de nulhypothese van niet-gelijkwaardigheid verworpen omdat gelijkwaardigheid is aangetoond; bij de categorieën ii), iii) en iv) kan de hypothese van niet-gelijkwaardigheid niet worden verworpen.