3. Lorsque l’exploitation de destination est située dans un État membre ayant, en vertu de l’article 4, paragraphe 4, deuxième alinéa, rendu le recours à un dispositif d’identification électronique obligatoire au moyen de dispositions nationales, les animaux sont identifiés au moyen dudit dispositif d’identification électronique dans l’exploitation de destination dans l’Union, dans un délai à fixer par l’État membre de destination.
3. Wanneer het bedrijf van bestemming is gevestigd in een lidstaat die, uit hoofde van de tweede alinea van artikel 4, lid 4, nationale bepalingen heeft vastgesteld om te verplichten tot het gebruik van een elektronisch identificatiemiddel, worden de dieren binnen een door de lidstaat van bestemming te bepalen termijn met dat elektronische identificatiemiddel geïdentificeerd op het bedrijf van bestemming in de Unie.