Dans l'hypothèse où les idées punissables sont diffusées par voie de presse, la disposition attaquée n'établit aucune distinction selon la qualité, au sens de l'article 25 de la Constitution, de l'intéressé, comme écrivain, éditeur, imprimeur ou diffuseur « matériel » de ces idées.
In zoverre de verspreiding van de strafbare denkbeelden als dusdanig geschiedt door middel van de drukpers, maakt de bestreden bepaling geen onderscheid naar gelang van de hoedanigheid in de zin van artikel 25 van de Grondwet, van de betrokkene, als schrijver, uitgever, drukker of « materiële » verspreider van die denkbeelden.
