« L'appel contre les ordonnances du tribunal de la jeunesse doit être interjeté dans un délai de quarante-huit heures qui court, à l'égard du ministère public, à compter de la communication de l'ordonnance et, à l'égard des autres parties au litige, à compter de l'accomplissement des formalités prévues à l'article 52ter, alinéa 4, de la loi du 8 avril 1965 relative à la protection de la jeunesse».
« Hoger beroep tegen de beschikkingen van de jeugdrechtbank moet ingesteld worden binnen een termijn van achtenveertig uren, die ten aanzien van het openbaar ministerie loopt vanaf de mededeling van de beschikking en ten aanzien van de andere partijen in het geding vanaf het vervullen van de vormvereisten bedoeld in artikel 52ter, vierde lid, van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming».