Outre les mesures anti-discrimination classiques empruntées au modèle OCDE, l'article 24 prévoit, d'une part, que l'impôt perçu sur les bénéfices des établissements stables de sociétés non-résidentes ne peut excéder l'impôt applicable aux sociétés résidentes majoré de 10 % des bénéfices nets d'impôt et permet, d'autre part, à chacun des États contractants de prélever sa retenue à la source sur les dividendes de participations se rattachant effectivement à un établissement stable dont dispose dans cet État une société qui est un résident de l'autre État.
Naast de klassieke antidiscriminatiemaatregelen van het OESO-model, bepaalt artikel 24, enerzijds, dat de belasting geheven naar winst van vaste inrichtingen van vennootschappen die geen inwoner zijn niet meer mag bedragen dan de belasting die van toepassing is op vennootschappen die inwoner zijn, verhoogd met 10 % van de winst na aftrek van de belasting en laat anderzijds elke overeenkomstsluitende Staat de mogelijkheid bronbelasting te heffen van dividenden uit een deelneming die wezenlijk is verbonden met een in die Staat gelegen vaste inrichting waarover een vennootschap die een inwoner is van de andere Staat beschikt.