2. Les États membres ne peuvent interdire, restreindre ou entraver la mise sur le marché de machines qui sont destinées, par déclaration du fabricant ou de son mandataire établi dans la Communauté, visée à l'annexe II, point B, à être incorporées dans une machine ou à être assemblées avec d'autres machines en vue de constituer une machine à laquelle s'applique la présente directive, sauf si elles peuvent fonctionner de façon indépendante.
2. De lidstaten mogen het in de handel brengen van machines die volgens de in bijlage II, deel B, bedoelde verklaring van de fabrikant of diens in de Gemeenschap gevestigde gevolmachtigde ertoe bestemd zijn te worden ingebouwd in een machine of met andere machines te worden samengebouwd tot één machine waarop deze richtlijn van toepassing is, niet verbieden, beperken of belemmeren, behalve indien genoemde machines zelfstandig kunnen werken.