Dans le dix-septième moyen, les parties requérantes font valoir que l'article 464/38, § 5, du Code d'instruction criminelle, inséré par l'article 6 de la loi du 11 février 2014 (II), viole les articles 10, 11 et 13 de la Constitution, combinés ou non avec l'article 6 de la Convention européenne des droits de l'homme, en ce que la décision du juge de l'app
lication des peines portant sur la décision du magistrat EPE relative à l'aliénation des biens saisis ne peut faire l'objet d'un pourvoi en cassation de la part du condamné ou des tiers visés à l'article 464/1, § 3, du Code d
...[+++]'instruction criminelle, alors que tel est le cas pour la personne inculpée d'insolvabilité frauduleuse dans le cadre d'une instruction pénale.In het zeventiende middel voeren de verzoekende partijen aan dat artikel 464/38, § 5, Wetboek van strafvordering, ingevoegd bij artikel 6 van de wet van 11 februari 2014 (II), een schending inhoudt van de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, doordat tegen de beslissing van de strafuitvoeringsrechter over d
e beslissing van de SUO-magistraat omtrent de vervreemding van de in beslag genomen goederen geen cassatieberoep openstaat voor de veroordeelde of de derden bedoeld in artikel 464/1, § 3, van het Wetboek van strafvordering, terwijl di
...[+++]t wel het geval is voor een verdachte van bedrieglijk onvermogen in het kader van een strafrechtelijk onderzoek.