2° L'article 208, 1er, 1°, du Code des impôts sur les revenus, modifié par la loi du 30 mai 1972 adaptant ce code au Code judiciaire, interprété comme autorisant le Roi à prévoir que le tiers débiteur d'un redevable d'impôts sur les revenus pourra être poursuivi comme débiteur pur et simple sans intervention préalable d'un juge, alors que celle-ci est indispensable en droit commun, est contraire aux articles 10 et 11 de la Constitution.
2° Artikel 208, 1, 1°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen, gewijzigd bij de wet van 30 mei 1972 tot aanpassing van dat Wetboek aan het Gerechtelijk Wetboek, in die zin geïnterpreteerd dat het de Koning machtigt te bepalen dat de derde-beslagene van een belastingschuldige van inkomstenbelastingen zal kunnen worden vervolgd als schuldenaar zonder meer, zonder voorafgaande tussenkomst van een rechter, terwijl die voorafgaande tussenkomst onontbeerlijk is in het gemeen recht, is strijdig met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.