On ne peut justifier que le conjoint survivant ait, dans le premier cas mais pas dans le second, la pleine propriété de ce bien acquis ensemble, tandis que dans le second elle serait, en raison du droit successoral des parents du conjoint défunt en indivision avec eux pour la maison (ou pour tout autre acquêt) acquise pendant le mariage.
Men kan niet verantwoorden dat de langstlevende in het eerste geval wel, in het tweede geval niet, tot de volle eigendom van dit gezamenlijk aangekocht goed gerechtigd zou zijn, en dat ze in het tweede geval, door het erfrecht van de verwanten van haar overleden echtgenoot, met hen in onverdeeldheid zou zijn voor de woning (of andere aanwinsten) die tijdens het huwelijk zijn verkregen.