Art. 3. Chaque particulier visé à l'article 3bis, § 2, 3°, alinéa 1, a), de la loi du 14 août 1986 relative à la protection et au bien-être des animaux, qui au moment de l'entrée en vigueur de cet arrêté, détient, pour des fins autres que la production, un ou plusieurs mammifères vivants d'espèces qui ne figurent pas sur la liste visée à l'article 2, doit pouvoir prouver qu'il détenait ce ou ces animaux avant la date d'entrée en vigueur de cet arrêté et ceci au moyen d'un des documents justificatifs suivants :
Art. 3. Ieder particulier als bedoeld in artikel 3bis , § 2, 3°, eerste lid, a), van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, die op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit besluit één of meer levende zoogdieren van soorten die niet vermeld zijn in de lijst bedoeld in artikel 2 houdt voor andere dan productiedoeleinden moet het houden ervan vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit kunnen aantonen en dit aan de hand van één van volgende bewijsstukken :