1. L'utilisateur de services de paiement supporte, jusqu'à concurrence de 150 euros, les pertes consécutives à l'utilisation d'un instrument de vérification des paiements perdu ou volé qui sont survenues avant qu'il n'ait satisfait à l'obligation de notification au prestataire de services de paiement prévue à l'article 46, premier alinéa, point b), pour autant qu'il n'a pas agi frauduleusement ni commis de négligence grave, notamment en ne satisfaisant pas aux obligations de diligence qui lui incombent en vertu de l'article 46.
1. De betalingsdienstgebruiker draagt tot een bedrag van ten hoogste 150 EUR het verlies dat uit het gebruik van een verloren of gestolen betaalinstrument voortvloeit en dat zich voordoet voordat hij heeft voldaan aan zijn verplichting uit hoofde van artikel 46, eerste alinea, onder b), om zijn betalingsdienstaanbieder in kennis te stellen, voor zover hij niet heeft gehandeld met frauduleuze bedoelingen of met grove nalatigheid, in het bijzonder door veronachtzaming van zijn verplichting tot zorgvuldigheid uit hoofde van artikel 46.