...ée ab
solue de l'arrêt en manquement prononcé le 9 novembre 2006 par la Cour de justice des Communautés européennes (Rec., 2006, p. 10653) qui a condamné la violation par la Belgique des obligations lui incombant en vertu du principe de la libre circulation des prestataires de services consacré par les articles 49 et 50 CE applicable dans l'ordre juridique interne belge et permettant de conclure à la non-conformité au droit européen de l'article 30bis, § 1, de la loi du 27 juin 1969, compte tenu de l'élément d'extranéité présent, situation qui conduirait les représentants du premier groupe à s'exonérer, in fine, des obligations et sanc
...[+++]tions leur imposées par l'article 30bis, § 1, de la loi du 27 juin 1969 alors que le maître d'ouvrage ou commettant établi en Belgique qui fait appel à un prestataire de services établi en Belgique pour exécuter des travaux visés par l'arrêté royal du 5 octobre 1978 devrait, quant à lui, se soumettre aux obligations prescrites par l'article 30bis, § 1, de la loi du 27 juin 1969 et subir les sanctions y visées dans l'hypothèse rencontrée par l'article 30bis de la loi du 27 juin 1969 (prestataire de services établi en Belgique n'étant pas ou plus enregistré au moment de la conclusion du contrat ou ayant perdu son enregistrement en cours d'exécution du contrat) sans pouvoir revendiquer à son profit le bénéfice de l'autorité de chose jugée absolue de l'arrêt en manquement prononcé le 9 novembre 2006 par la Cour de justice et, partant, sans pourvoir s'exonérer de la responsabilité solidaire au paiement des cotisations, majorations et intérêts limitée à 50 % du prix total des travaux non compris la T.V. A. et ce, faute d'élément d'extranéité susceptible d'imposer le respect du principe de la libre circulation des prestataires de services au sein de l'Union européenne consacré par les articles 49 et 50 CE et d'écarter les dispositions de l'article 30bis, § 1, de la loi du 27 juin 1969 jugées contraires au droit européen ? ......ractant kiezen, te zijnen bate het voordeel van het absolute gez
ag van gewijsde kan aanvoeren van het arrest inzake niet-nakoming uitgesproken op 9 november 2006 door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (Jur., 2006, p. 10653), dat België heeft veroordeeld wegens schending van de verplichtingen waartoe het gehouden is krachtens het in de artikelen 49 en 50 van het EG-Verdrag verankerde beginsel van het vrije verkeer van dienstverrichters dat toepasbaar is in de Belgische interne rechtsorde, waarbij kan worden besloten dat artikel 30bis, § 1, van de wet van 27 juni 1969 niet in overeenstemming is met het Europees recht,
...[+++]rekening houdend met het onderhavige vreemdelingschap, een situatie die ertoe zou leiden dat de vertegenwoordigers van de eerste groep zich uiteindelijk zouden kunnen vrijstellen van de hun bij artikel 30bis, § 1, van de wet van 27 juni 1969 opgelegde verplichtingen en sancties, terwijl de in België gevestigde opdrachtgever die een beroep doet op een in België gevestigde dienstverrichter om de werken uit te voeren bedoeld in het koninklijk besluit van 5 oktober 1978 zich zijnerzijds zou dienen te onderwerpen aan de verplichtingen voorgeschreven bij artikel 30bis, § 1, van de wet van 27 juni 1969 en de daarin bedoelde sancties zou moeten ondergaan in het geval bedoeld in artikel 30bis van de wet van 27 juni 1969 (in België gevestigde dienstverrichter die niet of niet langer geregistreerd is op het ogenblik waarop het contract wordt afgesloten of die zijn registratie is verloren tijdens de uitvoering van het contract), zonder te zijnen bate het voordeel te kunnen opeisen van het absolute gezag van gewijsde van het op 9 november 2006 door het Hof van Justitie uitgesproken arrest inzake niet-nakoming en bijgevolg zonder te kunnen worden vrijgesteld van de hoofdelijke aansprakelijkheid tot betaling van de bijdragen, bijdrageopslagen en verwijlintresten beperkt tot 50 pct. van de totale prijs van het werk, exclusief belasting over de toegevoegde waarde, en zulks bij gebrek aan het vreemdelingschap waarbij de inachtneming van het in de artikelen 49 en 50 van het EG-Verdrag verankerde beginsel van het vrije verkeer van dienstverrichters binnen de Europese Unie kan worden opgelegd en de bepalingen van artikel 30bis, § 1, van de wet van 27 juni 1969 die strijdig worden geacht met het Europees recht kunnen worden geweerd ? ...