3. Si, dans une masse ou un groupe de masses d'eau souterraine, les teneurs naturelles en polluants ou les indicateurs de pollution pour lesquels des valeurs-seuils sont fixées conformément à la partie B de l'annexe II, dépassent les normes en question, ce sont les teneurs naturelles, outre les valeurs seuils prévues, qui définissent le passage d'un bon à un mauvais état.
3. Liggen in een grondwaterlichaam of groep grondwaterlichamen de natuurlijke geogene gehaltes aan verontreinigende stoffen of verontreinigingsindicatoren waarvoor drempelwaarden zijn vastgesteld krachtens deel B van bijlage II boven deze waarden, dan zijn de natuurlijke gehaltes plus de voorgeschreven drempelwaarden bepalend voor de overgang van de goede naar de slechte toestand.